Neem 1 van de kleine pannen. Schil de goudreinetten en snijd ze in vieren. Zet ze op een heel zacht vuurtje, eventueel met vlamverdeler, zonder water een laat zo heel zachtjes warm worden en zacht worden. Neem de grote pan, doe het laurierblad erin en zet het stoommandje erin. Vul de pan met water, een dikke vinger onder de bodem van het stoommandje. Breng het water aan de kook. Schil de aardappelen en snijd ze in grote stukken. Spoel ze even af onder de kraan. Leg ze in het stoommandje als het water kookt. Als de hittebron gas is, zet het gas dan driekwarthoog, zodat het water lekker stevig door blijft koken. Snijd ondertussen de zuurkool in kleine stukjes en voeg deze na zo'n acht minuten toe aan de aardappelen. Laat ze een minuut of 5 meestomen. Maak in de andere kleine pan in de tussentijd een roux van de rijstemeel met de boter of margarine : boter smelten en zodra deze gesmolten is het rijstemeel toevoegen en snel roeren tot een klont. Dan het water toevoegen en blijven roeren tot een smeuïg dik papje. Prik ondertussen of de aardappels gaar zijn. Zo ja, gas uitdraaien en al het stoomvocht gebruiken om de roux verder te verdunnen tot een mooie sausdikte. Voeg bouillonblokjes naar smaak toe. Was de waterkers en snijd of knip deze in grove stukken en voeg deze toe aan de saus en pureer met de staafmixer tot een mooie gladde, groengespikkelde saus. Verwijder het laurierblad en het stoommandje uit de grote pan en stamp de aardappelen en de zuurkool door elkaar. Serveer de zuurkool met de waterkerssaus en schep er wat van de warme appel bij.