Zeef de bloem met basterdsuiker en zout boven een kom. Voeg de boter toe en wrijf die met koele handen door het bloemmengsel. Voeg scheutje voor scheutje 3-4 eetlepels koud water toe en kneed het deeg tot een samenhangende bal. Laat het afgedekt 30 minuten in de koelkast opstijven. Schil de appels. Haal het klokhuis eruit met een appelboor en snijd de appels in robuuste plakken. Bestrijk ze met een kwastje met citroensap. Klop de eiren glad met de slagroom, maizena, suiker, vanillesuiker en nootmuskaat. Vet de taartvorm in en bestooi met bloem. Bestuif het aantrecht met bloem en rol het deeg uit tot een min of meer ronde lap met een taartrandhoogte groter dan de doorsnede van de vorm. Bekleed de vorm (zorg dat de hele vorm bedekt is), druk stevig aan en prik met een vork gaatjes in de deegbodem. Zet tot gebruik in de koelkast. Verwarm de oven voor op 200 graden. Leg een stuk bakpapier op de deegboden en strooi er 800-900 gram gedroogte bonen of erwten in. Druk aan en zet de vorm 15 minuten in de hete oven. Verwijder de peulvruchten en het bakpapier. Verdeel de appelringen over de deegboden. Schenk het ei/roommengsel erover. Bak de taart in het midden van de oven in 40 minuten stevig en gaar. Strooi er de kristalsuiker over en laat de taart nog 4-5 minuten onder de hete grill staan (doe de grill uit als het deeg te donker wordt). Draai de taart even rond om het vrijgekomen sap goed te verdelen. Laat hem nog 5 minuten in de afkoelende oven staan en snijd hem in punten.