Zeef de bloem boven een kom en voeg wat zout toe. Verwarm de melk lauwwarm. Los de gist met de boter op in wat lauwe melk. Maak een kuiltje in de bloem en giet daar de gistoplossong in. Klop het ei los en doe dit bij de gistoplossing in het kuiltje. Giet dan scheutje voor scheutje de rest van de lauwe melk bij de bloem en kneed alles vanuit het midden tot een soepel deeg. Laat het deeg, afgedekt met een vochtige doek 1 uur op een warm plekje rijzen. Meng intussen de suiker met de kaneel. Na het rijzen het deeg nog eens goed doorkneden. Rol het deeg dan uit op een met bloem bestoven vlak tot een lap met een dikte van ca. 2 cm. Snijd uit het deeg stukjes van ca. 3 bij 10 cm. Rol deze uit tot rollen van ca. 35 cm lang, en laat ze aan de uiteinden iets spits toelopen. Haal de rollen goed door het suiker-kaneelmengsel, en rol ze dan op als een slakkenhuis. Dit kun je het beste doen op het met bloem bestoven aanrecht. Druk 1 uiteinde met duim en wijsvinger op het aanrecht en draai de rest van de rol eromheen. Druk het laatste stukje van de rol aan de onderkant van de bolus vast. Leg de bolussen op een beboterde bakplaat en laat ze nog 10 minuten narijzen. Schuif de bakplaat ten slotte in een voorverwarmde oven van 250°C en bak ze in 20 minuten bruin. Haal ze dan uit de oven en laat ze omgekeerd op een rooster uitwasemen. Ze smaken het lekkerst als je ze besmeerd met roomboter, maar je kunt ze natuurlijk ook zo opeten. Om je vingers bij af te likken! Letterlijk want het zijn echte plakkers....